Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Godsdienst en geweld (1/2)

1 oktober 2014

Sommigen beweren dat de godsdiensten aan de oorsprong staan van het geweld. De Internationale Theologische commissie (ITC) publiceerde op 6 december 2013 een kritische studie omtrent het door godsdienst gemotiveerd geweld: Goddelijke Drievuldigheid, eenheid van de mensen: het christelijk monotheïsme tegen het geweld.

 

Deze tekst is het resultaat van vijf jaar werk onder deskundigen. Men kan de volledige versie in het Italiaans hier vinden.

De karikaturen van de godsdiensten

Enkele zinnen als staalkaart laten toe de inhoud ervan samen te vatten: “het aansporen tot geweld in naam van God” is “de maximale corruptie van de godsdienst”. “de godsdienstoorlogen zowel als de oorlog tegen de godsdienst, zijn gewoonweg zinloos”. Ingevolge de terroristische aanslagen op het World Trade Center hebben sommigen ervan gebruik gemaakt om ten oorlog te trekken tegen de godsdiensten, voornamelijk de monotheïstische (t.t.z. die in een enige God geloven). Voor hen zou het monotheïsme met zijn voorbijgestreefde geschriften en zijn onraakbare dogma’s in wezen zelf drager zijn van geweld: godsdienstoorlogen, terrorisme, massamoorden, martelingen, summiere vonnissen en executies, seksuele discriminatie, bewerking van vrouwen, zwakken en kinderen, morele, psychologische en fysische kwellingen, enz.

De Engelse bioloog Richard Dawkins had bv. de leiding van een televisiedocumentaire onder de naam The Root of alle Evil?, waarbij het monotheïsme wordt beschuldigd van het hevig aanzetten tot geweld. Colin Howson, een Canadees logicus, stelt in zijn boek Objecting to God (2012) de religieuzen gelijk met machtzuchtige parasieten; Yahwe met een gewelddadig en wreed wezen; Jezus met een onverbiddelijke rechter die sommigen veroordeelt tot de eeuwige hel. In dezelfde lijn zou men nog Michel Onfray, Piergiorgio Odifreddi, Christopher Hitchens, Peter Atkins, Sam Harris en Daniël Dennett kunnen aanhalen.

De monotheïstische godsdiensten met hun heilige schrift zouden de meest tragische dwaasheden zijn uit de geschiedenis. En als goede strategen van de media gebruiken deze atheïstische tijdgenoten handig de emotievolle lading van getuigenissen van wreedheden en onrecht in de naam van God, om tot opstand aan te zetten en het monotheïsme als duivels te aanzien. Hun loense aanvallen beogen tot het godsdienst-agnosticisme aan te zetten, tot het politiek laïcisme of tot het atheïsme, voorgesteld als humanistisch en pacifistisch, en zij veroordelen ten onrechte het monotheïsme. Zij plaatsen de godsdiensten en God op de beschuldigdenbank, met het risico te vervallen in de schuinte van het intolerante geweld dat zij willen aanklagen.

De ware wortel van het kwaad

Voor de ITC is de vereenvoudigde en kortzichtige assimilatie van de monotheïsmen onderling met sectaire religieuze en in wezen gevaarlijke afwijkingen, zelf een gevaarlijke en kortzichtige houding.

In feite is het gevaar niet eigen aan de monotheïsmen, maar aan ieder verschil makend systeem. De wortel van het kwaad moet gezocht worden in de hoogmoed van het hart (cf. Mat. 15, 19) die de maatschappij bederft, de relaties tussen de mensen, gelovigen en atheïsten, vergiftigt en verdeelt. De strijd om de macht, het geld, de eer, de media, de politieke partijen, de volgzaamheid, de ideologieën (atheïst of niet), de theorieën, de sporten of de wedstrijden: geen enkele bron van verschil is veilig voor geschillen, discriminatie, favoritisme, jaloersheid, egoïstisch bedrog, uitbarsting van geweld en onrechtvaardige uitbuiting. Het onrecht en de naijver vergezellen de hele geschiedenis van de mensheid, en dat geldt tevens voor de godsdienstvervolgingen. Tegenover de verdeeldheid die gevoed wordt door de menselijke hoogmoed stelt de ITC de eenheid, het enig-zijn en de eenvoud van God, de liefdevolle harmonie van de Drievuldigheid, waar de zelfgave, de nederigheid en de dienstvaardigheid heersen.

De God van de Bijbel

Terwijl sommigen het alternatief van een “verdraagzaam polytheïsme” verkondigen als waardiger voor een moderne maatschappij, stelt de ITC zich de vraag waarom zo een verbetenheid, zogenaamd pacifistisch en verdraagzaam, ontketend wordt met verbaal geweld en partijdigheid, in het bijzonder tegen de katholieke Kerk, terwijl haar eeuwige stichtings-boodschap een der meest vredevolle en rechtvaardige is ooit. Zo veroordeelt de enige God nooit de onschuldige, maar beloont hij de rechtvaardige, kiest de zijde van de zwakke en bestraft met een rechtvaardige straf, volgens de maat van hun immoreel handelen, de leugen, de haat, het geweld, de hoogmoed, de discriminatie, het bedrog,.. zonder aanzicht van de persoon, zijn vergeving biedend aan wie zulks nederig en loyaal vraagt.

De “religieuze zuiverheid van het geloof in de éne God” is als een “bron van liefde tussen de mensen”. De ITC haalt overvloedig het Oude en het Nieuwe Testament aan: bv. Jezus die aan Petrus beveelt het zwaard terug in de schede te steken, of die met nadruk vraagt de naastenliefde t.o.v. iedereen te beleven (hebt uw naasten lief, vergeeft, bidt voor hen die u vervolgen, weest barmhartig, bemint elkander zoals ik u heb bemind, enz.), zo verder gaand niet alleen dan de wet van oog om oog en tand om tand, maar nog de wet van de verdraagzaamheid (eerbiedigt elkaar, verdraagt de ene de andere). De leer van Christus bereikt meer dan welke andere ook de harmonie tussen de rechtvaardigheid en de barmhartigheid.

Een progressieve openbaring en opname

Het document erkent wel dat de mensen de geopenbaarde leer slechts progressief hebben leren kennen en in zich hebben opgenomen, zoals de Bijbel het soms toont in “moeilijke bladzijden”, volgens de eigen culturen in het verleden. Het geloof groeit en zuivert zich progressief van de mensen- en dierenoffers, van de afgodendienst en de vrees voor de grillen van de goden, om over te stappen van het henotheïsme (t.t.z. een polytheïsme waar één god de andere overheerst) naar het monotheïsme. Wat meer is, de zondige mensen komen er niet toe deze leer van goddelijke oorsprong volmaakt in praktijk om te zetten.

Zulks belet niet dat het ideaal progressief aan de gelovige wordt onthuld en verkondigd, hem oproepend tot een altijd meer verantwoorde geweldloze liefde. Om ons te redden uit het geweld brengt God een heilsplan in werking waarvan het hoogtepunt bereikt wordt in de verlossende menswording door de tweede persoon van de Drievuldigheid, al omarmt dit plan de hele menselijke geschiedenis, van het begin (“het bloed van uw broeder roept op Mij”, Gen. 4, 10) tot het einde ervan (“al wat ge voor deze kleinen, die mijn broeders zijn, hebt gedaan, hebt ge voor Mij gedaan”, Mat. 18, 5). In dit plan overschrijdt God de Zoon het geweld door zijn liefde en zijn verrijzende kracht, Hij die slachtoffer van het geweld werd.

De ITC toont aan dat dit plan niet irrationeel is. De aporieën van het atheïsme worden gevoed door een vereenvoudigende en uit de tijd zijnde gevoeligheid, in het bijzonder het schandaal van het kwaad, het geweld en de chaos, die klaarblijkelijk geen zin hebben; maar zij botsen tegen de stabiele aanwezigheid van wetten, van orde, van goedheid in de wereld, en van hoop vervulde goddelijke tussenkomsten in de geschiedenis, zoals de Menswording en de Verlossing. Hoewel God transcendent en ondoordringbaar is, worden ons Zijn drievuldigheids-relaties geopenbaard en dienen ze als model van samenleven en van liefde, voor onze onderlinge relaties en die met God. Het Logos, Woord van God, in Jezus Christus mens geworden, is ook een Logische Rede die aanspreekt en een liefde uit die in staat is zijn leven te geven en zich door medelijden, dienst en bijstand te neer te buigen. Het bevestigt dat elke mens, van aan zijn bevruchting tot zijn eeuwig leven, waard is bemind te worden en deel te hebben aan de opbouw van de maatschappij en van het Rijk van de Vader. In de verlossende Christus wil God alle mensen, zijn verstrooide kinderen, verzamelen en verenigen, niet door de liefde van het geweld, maar door de kracht van de liefde, die de rechtvaardiging van het geweld neutraliseert dankzij het offer van het Kruis en van de Verrijzenis. Na het voorbeeld van Christus zuivert alleen de houding van liefdevolle dienst, die ieder mens zou moeten leiden en in ieder gezag verblijven, van de bekoring egoïstisch te heersen.

Twee vervormde visies van Christus

Omtrent dit neutraliseren van de aansporing tot geweld naar het voorbeeld van Christus, heeft de ITC in het hoofdstuk 5 kritiek op twee actuele vereenvoudigende neigingen: het “dolorisme” (in de betekenis van een “strafvervanging” die alle verpletterende straffen naar zich toetrekt om de wrekende rechtvaardigheid van de Vader te bekronen) en anderzijds wat men zou kunnen noemen het “kenotisme” (de ITC spreekt herhaaldelijk over de kenose van de Zoon, t.t.z. zijn vernietiging, zijn vernedering, het beroven van zijn goddelijke eigenschappen, het tot doelwit worden van het menselijk geweld). Het buitenmate en duizelingwekkende beklemtonen van deze aspecten — ongetwijfeld aanwezig — beperken de motor van de verlossende doelmatigheid tot de smart of tot de vernedering van Jezus, gaande tot het doen verduisteren van zijn onoverwinbare liefde die er de ware motor van is. Christus ontdoet zich niet van zijn goddelijkheid, maar van zijn goddelijke uitstraling door het aannemen van de breekbare, zwakke menselijke natuur en de vorm van een dienaar (cf. Fil. 2, 6-7; Rom. 8, 3), zonder zijn goddelijke natuur te verliezen. Hij is niet zonder kracht of macht, maar eerder gehoorzaam, geweldloos, zonder wraak of haat. Hij geniet ononderbroken van de volmacht in de hemel en op de aarde: Hij geeft volledig zijn leven zonder de macht te verliezen het terug te nemen en de dood te overwinnen (cf. Joh. 10, 17). Hij is de sterkere mens die het geweld van het kwaad, van de dood en van de bedrieger overmeestert, en alles ontrukt wat zij meenden te beheersen (cf. Luc. 11, 22; Rom. 14, 9; Heb. 2, 14). Hij maakt duidelijk dat de kracht van zijn liefde alle kracht overstijgt en overwint, alle kracht van het geweld, van de zonde, van de leugen, van de hoogmoed, van de haat en van de dood die vruchteloos hebben mogen woeden op zijn onschuldig Slachtoffer.

Philippe Dalleur is priester, Doctor in de Toegepaste Wetenschappen en in de Filosofie. Hij doceert de filosofie van de biologie aan de Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem. Een tweede artikel over ditzelfde onderwerp is in didoc verschenen: zie hier.